astatisch
- asta·tisch
- In de betekenis van ‘zonder vaste stand’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- afgeleid van het Griekse 'astatos' (onbestendig) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | astatisch | astatischer | |
verbogen | astatische | astatischere | |
partitief | astatisch | astatischers | - |
astatisch
- (natuurkunde) aan geen vaste stand gebonden
- Het woord astatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "astatisch" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "astatisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ astatisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be