• ar·te·rie
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘slagader’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • van het Latijnse 'artēria' (‘luchtpijp, slagader’) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord arterie arteries
arteriën
verkleinwoord - -

de arteriev [3]

  1. slagader
65 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[4]