arbiterscursus
- ar·bi·ters·cur·sus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbiterscursus | arbiterscursussen |
verkleinwoord | arbiterscursusje | arbiterscursusjes |
de arbiterscursus m
- (sport) (onderwijs) opleiding tot scheidsrechter
- (sport) (onderwijs) bijscholing van scheidsrechters
- Het woord arbiterscursus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.