Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·bei·ders·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidersvrouw arbeidersvrouwen
verkleinwoord arbeidersvrouwtje arbeidersvrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

de arbeidersvrouwv

  1. een vrouwelijke arbeider
    • De arbeidersvrouw had eigenlijk geen tijd meer over om voor haar kinderen te zorgen. 
  2. de vrouw van een arbeider

Gangbaarheid