antivaxer
- an·ti·vaxer
- afgeleid van "vax" als (verkorting) van vaccinatie zn met het voorvoegsel anti- en met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antivaxer | antivaxers |
verkleinwoord | antivaxertje | antivaxertjes |
antivaxer
- (afkorting) iemand die tegen vaccinatie is of tegen wetten die dat voorschrijven
- Antivaxers denken bij BBC binnen te dringen, maar zijn op verkeerde adres. [1]
- Het woord antivaxer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.