• an·ti·noom
  • met het voorvoegsel anti- en met het achtervoegsel -noom
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen antinoom antinomer antinoomst
verbogen antinome antinomere antinoomste
partitief antinooms antinomers -

antinoom

  1. (filosofie) zich niet aan wetten en wetsbepalingen onderwerpend willen vooral op theologisch gebied
    • De Russische filosoof Berdjajev heeft het Russische volk eens een antinoom volk genoemd en dat is ook de belangrijkste karaktertrek van de Russen. [1]