• an·ti·bio·ti·ca·kuur
enkelvoud meervoud
naamwoord antibioticakuur antibioticakuren
verkleinwoord antibioticakuurtje antibioticakuurtjes

de antibioticakuurv / m

  1. (medisch) (farmacologie) een serie toedieningen van een antibacterieel middel die als geheel een infectieziekte kan genezen
     Terug in Nederland constateerde topsportarts Peter Vergouwen bij Vos een zware voorhoofdsholte- en keelonsteking. Die is zo hardnekkig, dat hij direct met een zwaardere antibioticakuur is begonnen.[1]
     De bacterie waar het om gaat, Clostridium difficile, kan aandoeningen veroorzaken van milde diarree tot levensbedreigende darmontstekingen. Vooral oudere mensen die een antibioticakuur hebben gehad, zijn er vatbaar voor. Dat komt doordat antibiotica de natuurlijke balans van darmbacteriën verstoren.[2]
  1.   Weblink bron “Meerkamper Vos mist EK en NK” (Zaterdag 16 februari 2013, 12:34), NOS
  2.   Weblink bron “Hond speurt ziekenhuisbacterie op” (Vrijdag 14 december 2012, 06:04), NOS