• an·te·ri·eur
  • uit het Latijn [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen anterieur anterieurder anterieurst
verbogen anterieure anterieurdere anterieurste
partitief anterieurs anterieurders -

anterieur [2]

  1. ouder dan het genoemde
  2. (medisch) aan de voorzijde liggend
     De onderzoekers schrijven in het vakblad Consciousness and Cognition dat deze mensen oorwurmen misschien beter kunnen onderdrukken, waardoor ze denken dat ze er minder hebben. Andere gebieden betrokken bij de frequentie van oorwurmen waren de gyrus angularis en de anterieure cingulate cortex, gebieden die gelinkt zijn met dagdromen.[3]
     Kirsten Flipkens, die vrijdag haar enkel verzwikte op het WTA-toernooi in Abu Dhabi, heeft een gedeeltelijke scheur (tweede graad) opgelopen in het anterieur talofibulair ligament in haar enkel.[4]
  1. anterieur op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Waarom dat ene liedje in je hoofd blijft hangen” (16/07/2015), HP de Tijd
  4.   Weblink bron
    Wim Conings
    “Flipkens heeft scheur in enkelligament, maar hoopt wel nog op Australian Open: “Ben al begonnen aan mijn revalidatie”” (11/01/2021), De Standaard