• an·non·ce
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord annonce annonces
verkleinwoord

de annoncev / m

  1. advertentie
  2. aankondiging, bekendmaking (m.n. van een overlijdensbericht)
    • Zij die geen kennisgeving hebben ontvangen, gelieve deze annonce als zodanig te beschouwen.[2] 
74 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]
  1. annonce op website: Etymologiebank.nl
  2. Veelgebruikte standaardtekst in Nederlandse rouwadvertenties
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  annonce     l'annonce     annonces     les annonces  

annonce v

  1. advertentie
    «Mettre une annonce dans le journal.»
    Een advertentie in de krant zetten.
  2. aankondiging, mededeling, bekendmaking (zowel mondeling als schriftelijk)
vervoeging van
annoncer

annonce

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van annoncer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van annoncer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van annoncer