• ani·mis·me
  • In de betekenis van ‘opvatting dat alle dingen een ziel hebben’ voor het eerst aangetroffen in 1873 [1]
  • afgeleid van het Latijnse 'anima' (ziel) met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord animisme -
verkleinwoord - -

het animismeo

  1. (filosofie) leer volgens welke de ziel de oorzaak is van alle levensfuncties
  2. (filosofie) (religie) levensbeschouwing die aan alle dingen een 'ziel' toekent
  3. stroming in de Vlaamse schilderkunst van de 20e eeuw, een reactie op het expressionisme
75 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]