• angst·zweet
enkelvoud meervoud
naamwoord angstzweet -
verkleinwoord - -

het angstzweeto

  1. zweet dat iemand uitbreekt in een angstwekkende situatie
     De bedompte ruimte ademde hun angstzweet.[2]
     Nu breekt het angstzweet je écht uit.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503
  3. Antonio Padilla
    “Fabeachtige getalen en waar ze te vinden” (2023), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026353512
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be