• an·gri·par
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   angripar     angriparen     angriparar     angriparane  

angripar, m

  1. aanvaller (mannelijke vorm)
  2. aanvalster (vrouwelijke vorm)
  3. (sport) aanvaller (mannelijke vorm)
  4. (sport) aanvalster (vrouwelijke vorm)