anbeißen
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- an·bei·ßen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
anbeißen |
biss an |
(hat) angebissen |
Klasse 1 sterk | volledig | scheidbaar |
Werkwoord
anbeißen
- overgankelijk aanbijten
- onovergankelijk bijten, toebijten (van vissen)
- onovergankelijk, (figuurlijk) toehappen
Schrijfwijzen
- (in Liechtenstein en Zwitserland) anbeissen