• toe·bij·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toebijten
beet toe
toegebeten
klasse 1 volledig

toebijten

  1. ditransitief op snauwende wijze iemand iets meedelen
    • Hij kreeg toegebeten dat hij zijn mond te houden had. 
87 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be