• aan·bij·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbijten
beet aan
aangebeten
klasse 1 volledig

aanbijten

  1. in het aas bijten
  2. het eerste stuk van iets bijten
58 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be