Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • anan·si·to·ri
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord anansitori anansitori's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de anansitorim

  1. (cultuur) (Suriname) verzonnen verhaal
     't Leek wáárlijk anansitori![1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Djari/Erven.” (1978), In de Knipscheer, Haarlem, ISBN 9062650252, p. 353