• ana·mor·fo·se
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vertekende figuur die in gebogen spiegel normaal beeld oplevert’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'morphè' (vorm) met het voorvoegsel ana- met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anamorfose anamorfosen
verkleinwoord anamorfosetje anamorfosetjes

de anamorfosev

  1. een vertekende afbeelding, die er slechts gezien vanuit een bepaalde hoek of onder bepaalde optische voorwaarden realistisch uitziet