• ana·lo·gi·se·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
analogiseren
analogiseerde
geanalogiseerd
zwak -d volledig

analogiseren [1]

  1. verklaren met behulp van een analogie
  2. het maken van een continu analoog signaal uit een digitale getallenreeks (de actie die een digitaal-analoogomzetter verricht)