analogiseren
- ana·lo·gi·se·ren
- Afgeleid van analogie.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
analogiseren |
analogiseerde |
geanalogiseerd |
zwak -d | volledig |
analogiseren [1]
- verklaren met behulp van een analogie
- de vraag is of analogiseren een antoniem is van digitaliseren
- het maken van een continu analoog signaal uit een digitale getallenreeks (de actie die een digitaal-analoogomzetter verricht)
- Het woord 'analogiseren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.