amuzikaal
- amu·zi·kaal
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | amuzikaal | amuzikaler | amuzikaalst |
verbogen | amuzikale | amuzikalere | amuzikaalste |
partitief | amuzikaals | amuzikalers | - |
amuzikaal
- niet muzikaal, geen aanleg hebbende voor muziek
- Hoewel hij amuzikaal was, kon hij zonder radio niet leven.
1. niet muzikaal
- Het woord amuzikaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amuzikaal" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be