• am·pu·ta·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord amputatie amputaties
verkleinwoord - -

de amputatiev [3]

  1. (medisch) afzetting van een lichaamsdeel
     Haar enige kans om te overleven was een amputatie van haar tong.[4]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]