amorets
- amo·rets
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amorets | amratsem ammeratsem |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) onwetende, met name op joods gebied; domkop
- amratses
- Hebreeuws: am haärets
- Asjkenazisch Hebreeuws: am hoörets
- Het woord 'amorets' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.