ambulanceverpleegkundige
- am·bu·lan·ce·ver·pleeg·kun·di·ge
- samenstelling van ambulance zn en verpleegkundige zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambulanceverpleegkundige | ambulanceverpleegkundigen |
verkleinwoord |
de ambulanceverpleegkundige v / m
- (beroep) (medisch) iemand die voor een patiënt zorgt tijdens het ziekenvervoer
- ▸ Ík opende mijn mond om te antwoorden, toen de buitendeur opensloeg en twee ambulanceverpleegkundigen naar binnen liepen, direct door de trap af, naar Jocelyn.[1]
- ▸ In de serie 'In de frontlinie' publiceren we dagelijks de ervaringen van zorgmedewerkers die we de komende tijd volgen. De tekst komt tot stand na een interview met een NOS-redacteur. Vandaag ambulanceverpleegkundige Hanna Bonnes.[2]
- Het woord ambulanceverpleegkundige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
- ↑ Weblink bron “'Spoed is spoed: denk niet ze zijn vast te druk'” (28-03-2020), NOS