ambulancebestuurder
- am·bu·lan·ce·be·stuur·der
- samenstelling van ambulance zn en bestuurder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambulancebestuurder | ambulancebestuurders |
verkleinwoord |
de ambulancebestuurder m
- (beroep) iemand die een ziekenauto bestuurt
- ▸ Hij was toen 16 jaar en voerde als ambulancebestuurder gewonde soldaten af uit de loopgraven. Na de wapenstilstand in 1918 begeleidde hij twee jaar lang Duitse krijgsgevangen terug naar huis.[1]
- ▸ Een ambulancebestuurder in Oost-Vlaanderen is na een ongelukje bij een ziekenhuis zo in paniek geraakt, dat hij op de vlucht sloeg en de ambulance waarin een patiënt lag onbeheerd achterliet. Dat meldt het Belgische VTM Nieuws.[2]
- Het woord 'ambulancebestuurder' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Laatste Amerikaanse WOI-veteraan begraven” (Dinsdag 15 maart 2011, 08:34), NOS
- ↑ Weblink bron “Ambulancebestuurder panikeert en laat patiënt achter na ongelukje” (Zondag 11 februari 2018, 21:19), NOS