Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ama·teur·sta·tus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord amateurstatus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de amateurstatusm

  1. (sport) de officiële positie als niet-professioneel sporter
     Marcellis, weer fit na anderhalf jaar blessureleed, mag door zijn amateurstatus uitkomen voor zowel Jong AZ als het eerste elftal. Hij heeft al meegespeeld in de oefenwedstrijd van afgelopen dinsdag van Jong AZ bij Jong Ajax dat met 4-0 verloren werd.[1]
     Maar helaas. Cameron Rodriguez zit in het basketbalteam van de universiteit en mag zijn talent niet gebruiken om geld te verdienen. Als hij het geld niet teruggeeft, verliest hij volgens de regels van de bond zijn amateurstatus. Hij mag dan niet meer uitkomen voor de universiteit.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Marcellis als amateur bij AZ” (Vrijdag 17 oktober 2014, 15:28), NOS
  2.   Weblink bron “Basketballstudent mag prijzengeld niet houden” (Donderdag 28 november 2013, 09:23), NOS