allerbeminnelijkst

  • al·ler·be·min·ne·lijkst
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen allerbeminnelijkst
verbogen allerbeminnelijkste

allerbeminnelijkst

  1. heel erg aardig in de omgang
     „We hopen dat u 'ja' gaat stemmen.” Alexander Pechtold zet zijn allerbeminnelijkste stem op. „Nee,” reageert de man aan wie hij een foldertje probeert te geven gepikeerd. „Maar als u het léést, wílt u 'ja' stemmen,” probeert de D66-voorman nog. Maar dan is de man al weg, verdwenen in het doolhof van kaasboeren en viskramen op de Leidse zaterdagmarkt.[3]
     Mevrouw Krikke is allerbeminnelijkst.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. allerbeminnelijkst op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Hanneke Keultjes
    “Een selfie in ruil voor een ja-stem” (11 januari 2017), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Hans Plomp
    “Hollands Dagboek : Hans Plomp” (24 mei 1997) op nrc.nl