allee
- al·lee
- Afkomstig van het Franse allez
allee [1]
- een kreet ter aansporing
- Allee, fiets eens wat door!
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘laan’ voor het eerst aangetroffen in 1513 [2]
- Afkomstig van het Franse allée. [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | allee | alleeën |
verkleinwoord | alleetje | alleetjes |
- Het woord allee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "allee" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "allee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ allee op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be