Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ka·li
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘hydroxide van een alkalimetaal’ voor het eerst aangetroffen in 1583 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord alkali alkaliën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het alkalio

  1. (scheikunde) hydroxide van een alkalimetaal
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
alkali alkalies / alkalis

Zelfstandig naamwoord

alkali

  1. (scheikunde) alkali