• ali·men·ta·tie·geld
enkelvoud meervoud
naamwoord alimentatiegeld alimentatiegelden
verkleinwoord

het alimentatiegeldo [1]

  1. geld dat dient als toelage voor levensonderhoud, na een echtscheiding, van ex-partner en/of kind(eren)
     Het meisje woont niet meer bij haar ouders die feitelijk een half jaar de gevangenis in moeten. Daarnaast kregen ze nog een jaar voorwaardelijke celstraf. In die periode moeten ze zich netjes gedragen en zich regelmatig bij de reclassering melden. Gaan ze wederom de fout in, dan moeten ze alsnog zitten. Na het meisje kreeg het stel geen andere kinderen meer. De ouders moeten ook alimentatie gaan betalen voor hun verwaarloosde dochtertje dat bij een voogd is ondergebracht. Als het nu 6 jaar oude meisje meerderjarig is, krijgt ze al dat alimentatiegeld uitgekeerd.[2]
     Vorig jaar haalde een soortgelijk geval in de Verenigde Staten nog de krantenkoppen. Een man had toen via een DNA-test ontdekt dat slechts één van zijn tweelingskinderen echt van hem was. Hij bracht de zaak voor de rechter en die besliste dat de vader enkel voor zijn biologische kind alimentatiegeld moest betalen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Tom Tates
    “Belgisch echtpaar veroordeeld voor uithongeren 3-jarig dochtertje” (20-06-2019), Tubantia
  3.   Weblink bron “Tweeling heeft verschillende vaders na slippertje moeder” (11-01-2017), Tubantia