Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ak·ker·bouw·grond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord akkerbouwgrond akkerbouwgronden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de akkerbouwgrondm

  1. (landbouw) terrein waarop men landbouwgewassen kan telen
     Ze gingen van 120 hectare in Nederland naar een bedrijf met 240 hectare akkerbouwgrond. En daarnaast nog een flinke lap grond om koeien op te kunnen laten grazen. "Die hebben we voor het vlees", legt Den Boer uit. Daarin merkten ze ook meteen een groot verschil met Nederland. "In december besloten we meer koeien te kopen en dat hoefden we met niemand te overleggen. Niemand komt je controleren of bemoeit zich ermee. Dat is zo anders dan Nederland met z'n strenge fosfaatrechten."[1]
     Op steeds meer plekken worden zonneparken gebouwd, op weilanden, braakliggend terrein of akkerbouwgrond. Voor boeren kunnen de panelen een nieuwe inkomstenbron betekenen. Toch leiden ze tot discussie, omdat tegelijkertijd grote daken van bedrijven of scholen leeg blijven en die daken verder nergens voor kunnen worden gebruikt.[2]
     "Je hebt dan namelijk een heel groot gebied nodig om die bio-energie te gaan telen. Dan moet je denken aan misschien wel 10 tot 15 procent van de totale landbouwgrond of ongeveer een derde van alle akkerbouwgrond."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Sophie Feenstra
    “Deze boeren verhuisden naar buitenland: 'Ben met een kwaaie kop weggegaan'” (Zondag 12 januari 2020, 18:00), NOS
  2.   Weblink bron “'Leg zonnepanelen eerst op daken en dan pas op de grond'” (Zaterdag 26 mei 2018, 08:09), NOS
  3.   Weblink bron “Kritiek op Shell: ambities zijn niet Klimaatakkoord-proof” (Maandag 21 mei 2018, 16:04), NOS