• af·zwer·ven

afzwerven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afzwerven
zwierf af
afgezworven
klasse 3 volledig
  1. weggaan van de oorspronkelijke plaats, weggaan van de oorspronkelijke mening zonder een duidelijke richting
     Slaap niet en laat uw zielsgedachten niet afzwerven of verstrooid worden. Wij spreken immers woorden van waarheid waarvan velen van u de waarheid mogelijk al te laat ondervinden.[2]
     Zou er niet meer oprechte zorg moeten zijn om mensen die afzwerven?[3]
65 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zalig” (18-06-2002), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    W. B. Kranendonk
    “Kerkverlating raakt hele gemeente” (17-10-2011), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be