afzetpunt
- af·zet·punt
- samenstelling van afzetten ww en punt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afzetpunt | afzetpunten |
verkleinwoord | afzetpuntje | afzetpuntjes |
de afzetpunt m
- plaats waartegen men (met de benen) kracht kan uitoefenen om weg te kunnen bewegen
- ▸ Maar hoe staat het met de techniek? Die is te 'behappen' voor elke beginneling. Met een been op het plateautje, met de ander stevig afzetten. Het afzetpunt ligt bij de bal van de voet. Het wisselen van been gaat eigenlijk vanzelf. Want de verzuring in het standbeen slaat snel toe en noopt de stepper tot omzetting van de functies.[1]
- (figuurlijk) iets waar tegen men kan protesteren
- ▸ En hij voelde zich slechts een aanleiding en een afzetpunt dat haar in gang moest zetten.[2]
- Het woord 'afzetpunt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Autoped is Ferrari geworden” (2-11-2007), Tubantia
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396