• af·wrij·ving
enkelvoud meervoud
naamwoord afwrijving afwrijvingen
verkleinwoord - -

de afwrijvingv

  1. verwijdering of reiniging van een buitenste laag door er met druk overheen te schuiven
     De koude afwassing na het warme bad, gevolgd dooreen stevige afwrijving met een ruwe handdoek, ondervinden de meeste mensen als behaaglijk.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Loghem, J.J. van
    “Mens sana : Proeve van een persoonlijke gezondheidsleer” (1948), Uitgeversmij "Kosmos", Amsterdam, p. 16