aftroeven
- af·troe·ven
- samenstelling van af bw en troeven ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aftroeven |
troefde af |
afgetroefd |
zwak -d | volledig |
aftroeven
- overgankelijk (kaartspel) door een troef te spelen zich een slag toe-eigenen
- Hij opende door een schoppenaas te spelen maar dat werd al meteen afgetroefd.
- iets beter doen dan iemand anders
- overgankelijk, (figuurlijk) iemands bewering of uitleg met een scherpe tegenwerping neutraliseren
- In de vergadering werd zijn voorstel onmiddellijk afgetroefd door de penningmeester omdat er geen geld voor was.
- ▸ Laat je niet zo gemakkelijk aftroeven.[1]
- Het woord aftroeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aftroeven" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be