aftillen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·til·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en tillen ww
Werkwoord
aftillen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aftillen |
tilde af |
afgetild |
zwak -d | volledig |
- door dragen naar beneden brengen
- ▸ Fred kon haar onmogelijk in zijn eentje de heuvel aftillen. "Er liepen twee tengere Spaanse meisjes achter ons, maar die spraken slecht Engels en konden mij ook niet dragen", vertelt Flipse nu veilig vanuit haar woning in Ede.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'aftillen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aftillen" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Sanne Riepema & Mark Zaremba“Mia kan haar Canadese helden eindelijk bedanken” (11-01-2017), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be