• af·spra·ken·lijst
enkelvoud meervoud
naamwoord afsprakenlijst afsprakenlijsten
verkleinwoord afsprakenlijstje afsprakenlijstjes

de afsprakenlijstv / m

  1. opsomming van de zaken die men met elkaar is overeengekomen
     De 28 groepen jongeren die de spelregels voor kamperen hebben ondertekend bestaan uit vijf tot tien personen. Ze hebben op het gemeentehuis een afsprakenlijst opgehaald én ondertekend.[1]
     „Kinderen van het eerste en tweede leerjaar krijgen een fototoestel waarmee ze kunnen fotograferen wat ze minder leuk vinden op school. Wat ze wel willen, kunnen ze dan met een tekening duidelijk maken. De kinderen van het derde en vierde leerjaar doen hetzelfde en kunnen ook hun voorstellen in de babbelbox inspreken. En die van het vijfde en zesde leerjaar krijgen in de bus ook info over hoe ze de zaak in handen kunnen nemen. Bedoeling is ook dat ze een afsprakenlijst opmaken en aan de hand van die lijst zullen dan later actiepunten opgesteld worden,” legt directeur Peter De Clerck uit.[2]
  2. opsomming van de tijden en datums dat men contact heeft met een of meerdere mensen
     Ze overhandigt me een karakterbeschrijving, plus een afsprakenlijst met diverse verpleegsters.[3]
  1.   Weblink bron
    Tom van den Berg
    “Jongeren zetten massaal krabbel onder kampeerregels Tubbergen” (11-07-2018), Tubantia
  2.   Weblink bron “„Graag muziek op speelplaats”” (Woensdag 5 december 2001 om 00:00), De Standaard
  3.   Weblink bron
    Kester Freriks
    “Lisa B408 is een volmaakte vrouw” (14 augustus 2009) op nrc.nl