Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·speel·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afspeelbaar afspeelbaarder afspeelbaarst
verbogen afspeelbare afspeelbaardere afspeelbaarste
partitief afspeelbaars afspeelbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

afspeelbaar

  1. van een muziek- of beelddrager dat je nog naar kunt luisteren en kijken
    • Deze oude langspeelplaat is niet meer afspeelbaar. 

Gangbaarheid