• af·scheids·zoen
enkelvoud meervoud
naamwoord afscheidszoen afscheidszoenen
verkleinwoord afscheidszoentje afscheidszoentjes

de afscheidszoenm

  1. kus bij het afscheid nemen
     Maar eigenlijk gaat het niet eens om doodgaan - als ik wist dat ik op sterven lag, en ik gaf jou een afscheidszoen, dan zou letterlijk het laatste waaraan ik dacht niet het feit zijn dat ik doodging; nee, dan zou ik denken aan de tachtig miljoen microben die we zojuist hadden uitgewisseld.[1]
  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer  , ISBN 9789025768652