afscheidszoen
- af·scheids·zoen
- samenstelling van afscheid en zoen "s"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afscheidszoen | afscheidszoenen |
verkleinwoord | afscheidszoentje | afscheidszoentjes |
de afscheidszoen m
- kus bij het afscheid nemen
- ▸ Maar eigenlijk gaat het niet eens om doodgaan - als ik wist dat ik op sterven lag, en ik gaf jou een afscheidszoen, dan zou letterlijk het laatste waaraan ik dacht niet het feit zijn dat ik doodging; nee, dan zou ik denken aan de tachtig miljoen microben die we zojuist hadden uitgewisseld.[1]
- Het woord 'afscheidszoen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652