• af·scheids·tour·nee
enkelvoud meervoud
naamwoord afscheidstournee afscheidstournees
verkleinwoord

de afscheidstourneev

  1. laatste rondreis met optredens ter beëindiging van een loopbaan
     Van der Breggen, die in 2021 aan haar afscheidstournee begint, heeft een topjaar achter de rug met twee WK-titels (weg en tijdrit), een EK-titel tijdrijden, een nationaal kampioenschap op de weg op de VAM-berg, winst van de Giro Rosa en in de Waalse Pijl, voor de zesde keer op rij.[2]
     In die optiek vormt 2020 een prima jaar voor een afscheidstournee. Met de kanttekening dat we nog maar moeten zien of er in deze coronatijd een volwaardig kampioenschap van de grond komt.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Van der Poel en Van der Breggen tot besten verkozen bij Wielergala” (Donderdag 17 december 2020, 20:08), NOS
  3.   Weblink bron
    Louis Dekker
    “De opties voor Vettel, wiens rode droom nooit echt van de grond kwam” (Dinsdag 12 mei 2020, 17:50), NOS