afrondingsgesprek
- af·ron·dings·ge·sprek
- samenstelling van afronding zn en gesprek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afrondingsgesprek | afrondingsgesprekken |
verkleinwoord | afrondingsgesprekje | afrondingsgesprekjes |
het afrondingsgesprek o
- gesprek op het einde van een periode waarin men die periode evalueert
- Het woord 'afrondingsgesprek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.