Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ra·te·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afratelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afratelen
ratelde af
afgerateld
zwak -d volledig
  1. in een veel te hoog tempo een bepaalde tekst voorlezen of opzeggen
    • Jane heeft genoeg van haar eindredacteur die elke spontaniteit weert uit het programma en haar en haar gast van de dag stompzinnige voorgekauwde dialoogjes laat afratelen. [2] 
    • Hebt u even tijd voor een kleine test? Klaar? Vraag 1: kunt u een film noemen waarin er twee of meer mannen voorkomen met een naam? Vraag 2: voeren die mannen in de film een gesprek? Vraag 3: als ze met elkaar praten, gaat het dan over iets anders dan vrouwen? Wat een onnozele test, denkt u, en u hebt gelijk. De filmtitels verdringen zich, net zoals bij mij, in uw hoofd en u zou gerust een halfuur aan een stuk een rijtje kunnen afratelen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 30 JANUARI 2015 John Vervoort Dame blance en haar stalker
  3. De Standaard 08 NOVEMBER 2013 Vicky Vanhoutte Doe de test
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be