• af·plag·gen

afplaggen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afplaggen
plagde af
afgeplagd
zwak -d volledig
  1. verwijderen van de toplaag van een bodem van een heide
     Natuurmonumenten begint deze week in het gebied Duivelshof bij Losser met het afplaggen van een perceel grasland van 8 hectare om het om te vormen tot natte heide.[2]
     Ook gingen de vrijwilligers van de natuurhistorische vereniging in de weer met het zogeheten afplaggen van gedeelten van het natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van het beschermde natuurgebied Engbertsdijksvenen. Ook dat afplaggen gebeurde om de heidegroei te bevorderen.[3]
67 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Grasland wordt weer heideveld op Duivelshof” (24-04-2006), Tubantia
  3.   Weblink bron “Werken voor behoud heide” (14-11-2007), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be