Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·neem·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afneembaar afneembaarder afneembaarst
verbogen afneembare afneembaardere afneembaarste
partitief afneembaars afneembaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

afneembaar

  1. met de mogelijkheid om iets van iets anders af te halen
    • De Surface Book heeft een afneembaar toetsenbord, waardoor het scherm ook als tablet gebruikt kan worden. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Arjan Meesterburrie 7 oktober 2015