Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kras·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkrassen
kraste af
afgekrast
zwak -t volledig

Werkwoord

afkrassen

  1. iets verwijderen met een krassende beweging
    • Met het afkrassen van een beschermlaag op het 'kraslot' komt een nummer tevoorschijn dat onmiddelijk [sic!] verteld of iemand al dan niet in de prijzen valt. De winnende nummers worden van te voren getrokken.[2] 
    • Volgens die principes gaat de speler verder totdat hij alle vakjes van Wedstrijdverloop heeft afgekrast. Wanneer hij op een bepaalde wedstrijdlijn de "FINISH" bereikt, dat is wanneer hij op dezelfde wedstrijdlijn zes ronde zones heeft kunnen afkrassen, dan wint hij het bedrag dat hij aantreft onder het vakje "WINST" op dezelfde wedstrijdlijn.[3] 

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen