afhouden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·hou·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en houden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afhouden |
hield af |
afgehouden |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
afhouden
- op een afstand laten.
- Je kunt de brandende kaars beter verder van het brandbare gordijn afhouden.
- zorgen dat iemand iets niet doet
- Hij werd van het onzalige plan afgehouden.
- aftrekken
- De schade door het lekkende dat veroorzaakt werd van de huur afgehouden.
Gangbaarheid
- Het woord afhouden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhouden" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be