afgrensbaar
- Geluid: afgrensbaar (hulp, bestand)
- af·grens·baar
afleiding van naamwoord van handeling afgrenzen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afgrensbaar | afgrensbaarder | afgrensbaarst |
verbogen | afgrensbare | afgrensbaardere | afgrensbaarste |
partitief | afgrensbaars | afgrensbaarders | - |
afgrensbaar
- de mate waarin de grenzen kunnen worden aangegeven
- Vaccinatie na een cluster wordt overwogen als de populatie waarin de ziektegevallen optreden geografisch afgrensbaar is en als de incidentie hoog is. Liefst ontdekken de GGD-artsen ook contacten tussen de patiënten.[1]
- Het woord afgrensbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Wim Köhler NRC 18 augustus 2001