• af·ge·vaar·dig·de
enkelvoud meervoud
naamwoord afgevaardigde afgevaardigden
verkleinwoord - -

de afgevaardigdev / m

  1. iemand die verkozen of aangewezen is een groep of gebied in een vergadering te vertegenwoordigen
    • Hij is de afgevaardigde van de minister. 
vervoeging van: afvaardigen…
verbogen vorm: afgevaardigdee

afgevaardigde

  1. verbogen vorm van afgevaardigd, voltooid deelwoord van afvaardigen
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]