• af·ge·past
vervoeging van: afpassen…
verbogen vorm: afgepaste

afgepast

  1. voltooid deelwoord van afpassen
92 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be