afbidding
- af·bid·ding
- naamwoord van handeling van afbidden met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afbidding | afbiddingen |
verkleinwoord |
de afbidding v
- het smeken met behulp van een gebed
- Het woord 'afbidding' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afbidding" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be