adjusteren
- Geluid: adjusteren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɑtjʏsˈterə(n) / (4 lettergrepen)
- ad·jus·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
adjusteren |
adjusteerde |
geadjusteerd |
zwak -d | volledig |
adjusteren
- Het woord 'adjusteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ adjusteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Dekker, W.A.L.“Handleiding voor het biochemisch practicum” (1939)