acrobaatje
- acro·baat·je
het acrobaatje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord acrobaat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | acrobaatje | acrobaatjes |
het acrobaatje o dim. tant.
- (zangvogels) Acrobatornis fonsecai
een zangvogel uit de familie Furnariidae
(ovenvogels)
- Het woord acrobaatje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.